Werkenlijst | Gepubliceerde partituren | Discografie | Inhoudsopgave
Ze werd maar vijfentwintig jaar oud, maar desondanks liet VITEZSLAVA KAPRALOVA [24.1.1915 Brno - 16.6.1940 Montpellier] een indrukwekkend oeuvre na, variërend van grootse orkestwerken tot intieme kamermuziek. In 1946 werd ze postuum toegelaten tot de prestigieuze Tsjechische Academie van Kunsten en Wetenschappen. Veertig jaar later omschreef diezelfde Academie haar als 'vertegenwoordiger van een onderscheidend en progressief moment in de ontwikkeling van de Tsjechische muziek in de eerste helft van de twintigste eeuw'. Een Engelse muziekencyclopedie voegde daar het dubieuze compliment aan toe dat Kapralova, 'als zij was blijven leven ongetwijfeld een van de belangrijkste vrouwelijke componisten van Europa zou zijn geworden'.
Vitezslava Kapralova werd in 1915 geboren in Brno, de hoofdstad van Moravië, in het oosten van Tsjechië. Haar vader was componist en stimuleerde haar een carrière in de muziek te kiezen. Vanaf haar negende componeerde ze eigen stukjes, en zes jaar later ging ze naar het conservatorium van Brno, waar ze compositie en directie studeerde. Ze voltooide haar opleiding met een door haarzelf gedirigeerd Pianoconcert, dat meteen al een prijs won. Daarna ging ze naar Praag, waar ze verder studeerde bij de componist Vitezslav Novak en de dirigent Vaclav Talich.
Al snel werd haar talent ook internationaal ontdekt en in 1937 vertrok Kapralova met een Franse beurs naar Parijs, waar ze twee jaar lang directie studeerde bij Charles Munch en waar ze ook haar land- en streekgenoot Bohuslav Martinu leerde kennen. Ze volgde privé compositielessen bij hem en dirigeerde met groot succes zijn Klavecimbelconcert. Zo ontstond een vriendschap met haar vijfentwintig jaar oudere collega, die leidde tot een wederzijdse beïnvloeding. Beiden koesterden hun Moravische wortels en lieten zich tegelijkertijd inspireren door de moderne ontwikkelingen, met name door het in Parijs zo populaire neoclassicisme, waarin componisten teruggrepen op muzikale modellen uit de klassieke periode.
Maar anders dan bijvoorbeeld de leden van de zogenoemde 'Groupe des Six', die ook een flinke dosis humor in hun noten stopten en aansluiting zochten bij het cabaret en vaudeville, ontwikkelde Kapralova een uiterst serieuze stem. Dit is muziek waarin elke noot ertoe doet: zij stroomt als vanzelf uit de instrumenten voort en koppelt een grote natuurlijkheid aan een diepe, gloedvolle onderlaag, waarin we de latente weemoed van Kapralova's Slavische gemoed herkennen. Vooral haar liederen zijn van een aangrijpende schoonheid.
Als Kapralova in 1940 niet vroegtijdig door tuberculose geveld was, was zij beslist uitgegroeid tot een van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw.
Thea Derks